Het is een lieflijke middag, vol mezengekwetter. Na een geslaagde ronde tuincentrum spoeden mijn moeder en ik ons naar de voortuin: ik kan niet wachten om te zien hoe het nieuwe vogelbadje uitpakt, en hoe de paarse blaadjes matchen met de grijze. Mijn moeder heeft ongeveer hetzelfde, maar denkt in termen als leycesteria formosa, fazantenbes en grootmoeders oorbel. We grijpen schop en gieter en dinges en ik voer uit wat mijn moeder opdraagt.
We zijn zo'n half uur bezig en het zweet parelt me behoorlijk van het voorhoofd. Het valt me al zeker een half uur op dat ik steun. En kreun. En krak. En hijg. Terwijl ik mijn moeder, een slordige 25 jaar ouder dan ik, helemaal niets van dat al hoor doen. Niets. Ze ademt en keuvelt en scheldt een keer een slak de huid vol. Maar niets kost moeite. Als ik verhit onder de magnolia vandaan kruip, piepend dat ik die babyplantjes er niet meer in geprut krijg, buigt zij sierlijk voorover en doet het op één been.
Mijn moeder lijkt altijd wat agrarisch met mij voor gehad te hebben. Toen ik haar op de kleuterschool vroeg wat ik later zou worden, antwoordde ze: 'Nou, misschien wel boerin!'
De schok die toen door me heenging.
Boerin!
Ten eerste wist ik niet beter dan dat ik zou trouwen met klasgenoot Marco de W., die politieagent zou worden. Met mijn moeders voorspelling ging dat huwelijk bij voorbaat in vlammen op.
Maar minstens zo erg vond ik het schort en de dikke buik die bij boerin worden leken te horen. Dat wilde ik niet! Maar het stond vast, want mijn moeder zei het. En ik had zoo graag fee willen zijn.
Een jaar later zat ik met m'n tong tussen de tanden aan de eettafel. De tekening die hier ontstond was zo mooi, zo bijzonder, ik kreeg het er warm van. De juf schreef er altijd dingen bij: 'papa' en 'mama' en zo, dat moest nog.
'Mama, hoe schrijf je 'fee'?'
'Vu eh eh', spelde mijn moeder, boven het fornuis vandaan.
Toen ze even later de tekening en de letters bij elkaar zag, zei ze: 'Oh nee! Ik bedoelde Fu eh eh.'
'Oh? Wat staat er nu dan?'
Ja, vee. Dat betekent koeien en zo.'
Woedend was ik. Mijn best gelukte creatie ooit, zo bezoedeld. Koeien. Bij mijn veeën.
Terug in 2018: de zoon komt thuis. Hij springt van zijn fiets, knuffelt oma, en begint welopgevoed een praatje.
Zoon: 'Oh, doen jullie plantjes? Leuk hoor. Die is leuk. Is die nieuw? En die?'
Oma: 'Nee, die staan er eigenlijk al vanaf het begin.'
Zoon: 'Oh. Ja. Dat zie ik niet.'
Oma: 'Dat geeft niet, kind. Dat herken ik wel.' Met een schuin oog naar mij.
Ja moeder, ik weet het ook nog, ik toen een jaar of vijftien. De verplichte avondrondjes door de tuin, waarin je me wees op de vorderingen van weet-ik-wat en weet-ik-nog-meer.
'Oh, kijk nou, hij doet het tóch! Wat een geschenk van de tuin!'
Whatever, moeder. Het duurt nog zeker dertig jaar voor ik zie wat jij ziet. En dan doe ik dat op mijn manier: hijgend. (De voorspelde buik is namelijk helaas waarheid gebleken. En ik heb kippen. Verder geen agrarische zaken. Marco de W. zou ik niet meer herkennen.)
Mijn moeders stokpaardje is een uitspraak van Annie M.G.: 'Doe nooit wat je moeder zegt, dan komt alles op z'n pootjes terecht.' Donderdag gaan we samen naar de musical, dan hoop ik wat handreikingen hiervoor te krijgen. Want het is vechten tegen de bierkaai.
Comments